Woordenslang
Maak met uw kind een slang van dierennamen. Begin met het woord olifant. Vraag uw kind welke klank je bij olifant achteraan hoort. Bedenk samen een dier dat met deze klank, 't', begint, bijvoorbeeld tijger. Vraag uw kind wat de laatste letter van tijger is en bedenk een woord dat met de 'r' begint. Schrijf de dierennamen op een lange strook papier, zodat uw kind kan zien dat de eind- en beginklank telkens hetzelfde zijn. Ga door tot uw kind geen dierennamen meer weet.
De woordkaarten van de dierentuin die wij ook in de klas oefenen.
De volgende spelletjes kunt u doen:
* De woordkaarten laten benoemen
* Raadsels geven over de woordkaarten en uw kind moiet raden welk dier het is
* Welke kaart is weg? 4 kaarten neerleggen, uw kind doet de ogen dicht en u haalt er 1 weg.
* 4 woorden opnoemen en uw kind herhaalt de woorden in de goede volgorde
Kijk eerst naar het volgende lied over rijmen: https://schooltv.nl/video/mijn-rijmmasjien-liedje-uit-koekeloere/
Nu word jij ook een rijmmachine.
Als je op je neus drukt ga je rijmen op de woorden die de ouders zeggen.
Kip- wip - sip- vip - lip - tip etc.
mand- zand- vant - kant- hand- land- 'pant' etc.
haan- maan - zwaan - daan - 'paan' - 'kaan' etc.
koe- moe - doe - boe - 'voe' - 'loe' etc.
lam- kam - 'fam' - bam - ram - tam etc.
schaap- aap - 'maap' - raap - kaap - 'vaap'.
Zoals u ziet staan er ook onzin woorden in dit rijtje.
Als uw kind rijmen nog lastig vindt is het rijmen met onzinwoorden ook goed. Het gaat erom dat uw kind een “woord” verzint met de juiste klank. Kan uw kind al rijmen, vertel dan dat jullie gaan proberen alleen rijmwoorden te verzinnen die echt bestaan!
Wanneer u thuis dierenknuffels of kleine speeldieren heeft dan kunt u deze door uw kind op de goede volgorde laten zetten. U kunt oefenen met het leggen van klein naar groot of van dik naar dun.
Wat ook een leuk spel is om te doen en daar heeft u maar 1 knuffel en een stoel voor nodig. Laat uw kind de knuffel op de goede plek neerleggen. Dus leg de knuffel op de stoel, achter de stoel, naast de stoel, voor de stoel en onder de stoel.
Meer-Minder-Evenveel
Het is belangrijk voor uw kind om goed bekend te zijn met de begrippen: Meer, minder en evenveel. Om in zijn/haar latere schoolloopbaan goed te kunnen rekenen moet uw kind deze begrippen goed kennen. Hoe zorgen we ervoor dat uw kind deze begrippen goed kent? Door veel te oefenen met echt materiaal. Laat uw kind bijvoorbeeld knikkers verdelen tussen u en hem/haarzelf. Vraag uw kind om ervoor te zorgen dat jullie evenveel knikkers hebben. Heeft uw kind een broertje of zusje, dan kan u natuurlijk ook vragen of uw kind ervoor wil zorgen dat de knikkers eerlijk verdeeld worden tussen beide kinderen. Leg hierbij de nadruk op het woord evenveel. Pak vervolgens alle knikkers weer samen en verdeel de knikkers ongelijk. Vraag uw kind wie er nu meer knikkers heeft en wie nu minder. Deze activiteit leent zich er ook heel goed voor om te doen tijdens het eten. Mogen uw kinderen iets lekkers? Zorg ervoor dat u uw kind vraagt om te stukjes fruit, koekjes, snoepjes te verdelen zodat iedereen evenveel heeft! Of verdeel het zelf “oneerlijk” en vraag wie er nu meer of minder heeft!
Heeft u thuis lego of duplo? Laat uw kind dan eens proberen om verschillende bouwwerken na te bouwen. En daarmee bedoelen we niet het boekje volgen wat bij een nieuwe set Lego zit. Maar bouwwerken zoals hierboven. De afbeeldingen hierboven zijn relatief makkelijk. Online zijn heel veel plaatjes te vinden van bouwwerken die uw kind na kan bouwen. Een extra moeilijkheidsgraad voor uw kind is wanneer het iets moet bouwen wat ergens achter staat en je niet helemaal kan zien.
Wanneer uw kind iets gebouwd heeft (met wat voor materiaal dan ook) laat uw kind dan eens proberen zijn of haar gebouw na te tekenen. Vertel dat het zo precies mogelijk moet, zodat hij of zij het straks nog een keer kan nabouwen op dezelfde manier. Maak een foto van het eerste gebouw als de bouwtekening af is. Laat uw kind het gebouw stuk maken en opnieuw bouwen met behulp van de tekening. Is het gelukt? Bekijk de foto en beslis samen of het gelukt is. Vraag uw kind of de bouwtekening goed was. Wat was handig en wat moet hij/zij de volgende keer misschien anders tekenen om het gebouw goed na te kunnen bouwen?
Ga samen met uw kind iets lekkers koken of bakken. Laat uw kind helpen met het verzamelen van de ingrediënten. Gebruik de woorden zwaar/zwaarder en licht/lichter. Laat uw kind verschillende ingrediënten afwegen en bespreek wat zwaarder of lichter was.
Eet smakelijk!
Zwaar en licht
Met deze activiteit leren je kleuters op een speelse manier meten en wegen. Ze begrijpen dat het gewicht niet altijd samenvalt met de lengte en grootte van een voorwerp. En wat gebeurt er als je verschillende voorwerpen met elkaar gaat vergelijken? Wat is dan zwaarder?
Wat heb je nodig?
· 2 plastic tassen
· Kledinghanger
· Zware en lichte spullen
Bespreek met uw kind wanneer iets zwaar of licht is. Iets wat groot is hoeft niet altijd zwaarder te zijn dan iets wat klein is. Bespreek dingen in uw huis die zwaar of licht zijn. Vervolgens hangt u aan beide kanten van de kledinghanger een plastic tas. Vertel uw kind dat je nu een weegschaal gemaakt hebt. Wanneer je aan het haakje vast houdt kun je zien welke van de twee tasjes het zwaarst is en welke het lichtst. Vraag uw kind of hij/zij al weet hoe je dat kunt zien? Vervolgens kunnen jullie dingen gaan wegen. Begin steeds met in beide plastic tasjes één ding. Laat uw kind vooraf een voorspelling doen. Welke denk hij/zij dat het zwaarst of lichtst zal zijn? En waarom? Vervolgens proberen jullie het uit en gaan jullie kijken of uw kind gelijk had. Het doel is dat uw kind de begrippen zwaar en licht goed leert kennen.
Oefen met uw kind de dagen van de week. U kunt elke dag vragen welke dag is het vandaag?
- En welke dag is het morgen, welke dag was het gisteren (en overmorgen, en eergisteren)?
- Welke datum is het?
- Welke maand?
o Luister het liedje “12 maanden bij elkaar”: https://www.youtube.com/watch?v=D9PAKwwQhkw
De afbeelding hierboven geeft weer hoe de dagen van de week er bij ons in de klas uit zien. U kunt ergens in huis ook op een groot vel papier de dagen van de week onder elkaar met deze kleuren schrijven. Maak een pijltje die je kunt verplaatsen. Zo kunt u iedere dag met uw kind bekijken welke dag het is en de bovenstaande vragen bespreken.
Op een mooie zonnige dag kun je buiten hele mooie schaduwtekeningen maken.
Zoek een goed plekje uit met veel ruimte en goede tegels om op te stoepkrijten. Zet de dingen die je wil tekenen op de straat en…. Tekenen maar!
Heb je geen goede plek om te stoepkrijten? Pak dan een groot vel papier en maak daar de schaduwtekeningen op.
Ben je klaar? Haal het voorwerp waarvan je de schaduwtekening gemaakt hebt weg en er blijft een prachtige tekening over! Maak een foto en stuur hem naar juf voor op Klasbord, zodat de andere kinderen ook kunnen zien wat je gemaakt hebt!